In de commentaren over de onafhankelijkheid van Montenegro en Kosovo viel het me op dat de grenzen heilig verklaard worden. De officiële grenzen lopen echter niet gelijk met de grenzen tussen de volkeren. Bij Kosovo lijken er maar twee keuzen: of bij Servië, of onafhankelijk. De eerste oplossing kun je de Albanezen niet aandoen en de andere kun je de Serviërs in het noorden niet aandoen.

Dwars door het stadje Kosovska Mitrovica loopt keurig in de rivier de grens tussen de etnische concentraties. En ze haten elkaar. Wat let nu de internationale gemeenschap om opnieuw een grens te trekken waarbij de Serviërs in het noorden van Kosovo bij het aangrenzende Servië getrokken wordt? Daarmee los je voor de Kosovaren het probleem op van een militante minderheid binnen zijn grenzen (zij zullen daar nooit kunnen heersen zonder bloedige strijd) en voor Servië haal je een van de angels uit de weerstand tegen het opgeven van het gebied.

In Montenegro is hetzelfde aan de hand. Binnen de grenzen van de republiek wonen aan de grens met Kosovo flinke concentraties Albanezen en andere moslims (waarschijnlijk etnische Turken). Daar komt ook een groot deel van de ‘nee’ stem vandaan. Als het Montenegrijnse leiderschap prijs stelt op een stabiele staat, zou het in de afscheidingsonderhandelingen een deal moeten aanbieden waarbij die gemeenten aangeboden wordt zich bij Kosovo te voegen als daar een meerderheid voor is. Maar dan wel onder de voorwaarde dat Kosovo hetzelfde aanbod doet aan de Serviërs rond Mitrovica.