Mijn eerste reis was naar Garage Weimar in de Boylestraat. Het was de winter van 1952 – 1953 en het waaide hard. Mijn ouders woonden in Dordt, op de Blekerdijk 29, Kapsalon De Koff. Mijn moeder heette Everarda Gerarda de Koff en met het geld dat zij verdiende in de kapsalon had m’n vader medicijnen gestudeerd. Hij was afgestudeerd en we hadden al op een paar plekken tijdelijk gewoond want hij verdiende met waarnemingen. Toen ging de huisarts dood die hij verving in Kinderdijk en kon hij de praktijk overnemen. Flinke praktijk met apotheek aan huis. Maar de watersnood kwam tussen de verhuizing. Kinderdijk was bijna onbereikbaar door dijkdoorbraken in de Alblasserwaard. Dordrecht was onveilig maar in Den Haag was geen enkele dreiging. De garage van mijn oom Martin en tante Annie, de zus van mijn moeder, was veilig. Waarschijnlijk had ik wat problemen om weg te zijn van m’n ouders. Ik mocht in slaap vallen in het tweepersoonsbed van ome Martin en tante Annie. Aan het hoofdeinde hing een koordje voor het licht. Aan het koordje zat een fluorescerend plastic greepje dat een lichtgroene gloed gaf in de pikdonkere kamer. Ik kon er net bij als ik m’n arm omhoog stak. Ik liet het heen en weer slingeren tot ik sliep.