We zijn aangekomen in Ouagadougou, de hoofdstad van Burkino Fasso, volgens de statistieken een van de drie armste landen van Afrika. Je betaalt er met de CFA, de munt die hardnekkig gekoppeld blijft aan de Franse Frank, hoewel die al zo’n tien jaar niet meer bestaat. Het land oogt rijker dan de statistieken aangeven.

Het wegennet is redelijk onderhouden, de zwermen kinderen die zich in Senegal en Mali in leven houden door met een plastic nap of een flink tomatenpureeblik een stukje brood of een slokje Fanta bij elkaar te bedelen, ontbreken hier. Het land is vruchtbaar en er wordt primitief geboerd. Net als in alle landen van West Afrika roept iedereen ‘Cadeau!’; niet als vraag maar als bevel. De kleinste kinderen van grote afstand en de politieagenten die met je officiële documenten in de hand door het raampje leunen terwijl ze indringend in de auto rondkijken naar alles dat als cadeau zou kunnen dienen. Een vriendelijk doch consequent nee wekt verontwaardiging en verbazing alsof Sinterklaas zonder pakjes uit Spanje is gekomen.

De steden zijn hier ook minder chaotisch dan in Mali. Verkeerspolitie ontbreekt en dat heeft geen negatieve invloed op de verkeersveiligheid; de mensen gedragen zich redelijk gedisciplineerd zonder sancties.

Ouaga (sreek uit: Waga), zoals ze hier zeggen tegen Ouagadougou, heeft een paar straten met vertier: restaurants, gokpaleizen en nachtclubs. De dikste en duurste SUV’s zijn van hulporganisaties en het World Food Program van de UN. We aten een pizza in de Moulin Rouge. De VISA kaart doet het weer dankzij Bart die de juiste pinkode doorgaf. Zonder VISA ben je hier niets. Mastercard verdwijnt in snel tempo uit deze regio. Nergens meer in Gambia, Senegal, Mali en Burkino Fasso.

Morgen nog een wildpark en dan naar Togo.