Palestijnen hebben de grens bij Rafa tussen Gaza en Egypte opengemaakt. Als mieren die een belegerde mierenhoop verlaten, klimmen ze over de neergehaalde metalen muur. Het zijn geen vluchtelingen die op zoek gaan naar een nieuw leven in Egypte. Ze kopen wat er te koop is aan de andere kant van de grens en dan gaan ze terug.
Wat ze ook kunnen kopen, een matras, een tray Cola, een doos olie, eieren, diesel, ze kopen het omdat het meer opbrengt in Gaza. Ze gaan dus terug naar de ellende waar ze vandaan kwamen. Wie wil er nu in de Egyptische Sinaï blijven met een doos eieren die minder oplevert dan de laatste geïnvesteerde shekels.
Zo’n grensovergang heb je ook tussen Haïti en de Dominicaanse Republiek. In Dajabon gaat de grens met Haïti van ‘s morgens vroeg tot een uur of vijf open. Haïtianen rennen over de grens met dozen eieren op het hoofd, met handkarren met groenten, met alles dat iets meer oplevert in de Dominicaanse Republiek. Het verdiende geld wordt direct weer omgezet in goederen waaraan een tekort is in Haïti en tegen zonsondergang heeft iedereen geld verdiend. Weinig van de duizenden Haïtianen die op zo’n dag de grens oversteken, blijven achter. Wie het wel doet moet veel geld hebben, want hij valt op bij elke corrupte agent.
Wij, Marjolijn en ik, waren een keer in Gaza. We reden met een huurauto door Israel. Bij Sa’ad probeerden we de grens over te gaan maar met een auto met een kentekenplaat van Israel was dat onmogelijk, en we hadden geen zin hem te laten staan. We hebben toen gezocht naar een andere plek. Langs het strand konden we Gaza binnen, maar alleen omdat die strook door Israel werd gecontroleerd. Het was een warme dag en een koele zee. Drieënhalve kilometer in Gaza, bij een paviljoen kregen we een afkeurende en agressieve blikken van een paar jonge Israëlische soldaten die zich niets konden voorstellen bij ons zonnebad.