Zondag wordt gestemd over de onafhankelijkheid van het land van de zwarte bergen. In werkelijkheid zijn de bergen sappig groen, is de zee diep azuur en wonen er evenveel mensen als in Rotterdam. Die hebben net zo huisgehouden in de Balkanoorlog als hun broedervolk de Serviërs.

Net over de grens met Kroatië, bij het vliegveld van Dubrovnik, zag ik in 1994 hoe zij elk huis van het dorpje Cilipi hadden opgeblazen. De kerk stond er nog. Een voormalige bewoonster van het dorp had gezegd dat we in de kerk moesten gaan kijken. Erger dan al die vernietiging: de gehate Montenegrijnen hadden door de ogen van Maria geschoten. Het hoofd van Joseph en van het kindeke Jezus was er af, maar dat ze door de ogen van Maria geschoten hadden… Ze schoot vol.

Behalve dat de Serviërs de dienst willen uitmaken in hun buurrepubliek, is van onderdrukking of etnische zuivering, zoals in Kosovo het geval was, geen sprake. Ze hebben recht op onafhankelijkheid omdat elk volk dat heeft en niet omdat ze slachtoffer zijn. Het referendum is het enige middel om te bepalen of zij dat ook willen. Als het om identiteit gaat, moet je het laatste woord niet aan bestuurders overlaten. Het recht op zelfbeschikking, dat elk volk gegeven is in het charter van de Verenigde Naties, is een zaak van het volk zelf, ook van Koerden en Basken. Ik begrijp niet dat democraten kunnen twijfelen als een volk vraagt: ‘Waarom zouden wij onszelf niet mogen besturen?’