Het noorden van Zweden in de sneeuwAchttien graden onder nul, tientallen centimeters sneeuw; de dichtstbijzijnde winkel op 24 km, de dichtstbijzijnde pinautomaat op 47 km en de dichtstbijzijnde drankwinkel is hier 89 km vandaan. De wegen zijn spierwitte sneeuwvlaktes geflankeerd door stokken of takken die aangeven waar de weg ophoudt. Twee stokken rechts waar een brug begint en twee stokken links waar hij ophoudt. Negen uur rijden naar het noorden van de luchthaven onder Oslo, net over de Zweedse grens in een prachtig natuurgebied. Om negen uur komt de zon op; om drie uur gaat ie onder. Hij komt niet hoger dan de zon die je verblindt als je op de avond na een vakantie naar huis rijdt over de snelweg van Arnhem naar Utrecht. De zonopgang gaat naadloos over in de zonsondergang. Marjolijn langlauft voor het eerst en ik bekwaam me in het met steeds hogere snelheid door de bocht glijden in een Peugeotje 107.

Bij de wandelingen kraakt de gortdroge sneeuw zo hard dat alle beren, wolven, elanden en rendieren zich uit de voeten maken; we hebben er nog niet een gezien. Je zou denken dat het hier stikdonker is op een bewolkte nacht, met de zon zo ver weg, maar dat valt mee. Als je ogen wennen, blijf je op de weg en zie je vurige ogen bij de bocht. Hoewel je hier bijna alleen naaldbomen hebt, stoken we berken in de houtkachel. Het is behaaglijk warm terwijl nu de avond hard valt naar dik onder de min twintig; het ijs groeit aan de binnenkant van het dubbele glas.

Ik houd van zulke winters. Bussen, treinen en vliegtuigen zijn er aan gewend en vertrekken volgens schema. Dat moet ook wel als je 89 km moet reizen voor een blikje bier of een flesje wijn, zeker als je 24 km moet lopen naar de eerste bushalte. ’s Zomers boer en ’s winters met de sneeuwschuiver voor de trekker. Iedereen houdt zijn eigen straatje toegankelijk. Aan zout doen ze hier niet. Dat helpt alleen bij kwakkelwinters. De knulligheid waarmee in Nederland gereageerd wordt op de ontberingen van een sneeuwbui zijn lachwekkend, maar ook zorgwekkend als je ziet hoe ambtenaren de verantwoordelijkheid voor hun blunders denken te ontlopen.

Als we de dijken ophogen naar een gebeurtenis van eens in de vierduizend jaar, kun je toch wel vooraf genoeg zout inkopen voor drie gemiddelde winters? Het is niet bederfelijk en je schaft het rustig aan als de prijzen laag zijn. Dat kan elke gemeente en daar is geen zoutloket voor nodig. Een zoutloket is een socialistisch instrument om falende ambtenaren en hun wethouders uit de wind te houden. Opgelegde solidariteit is geen solidariteit. De overheid verplicht de mier om zijn wintervoorraad met de krekel te delen. Zelfs in het sociaaldemocratische paradijs dat Zweden heet, doen ze niet aan het belonen van het falen van mensen die het met een beetje betrokkenheid ook goed kunnen doen.