Eergisteren kreeg ik van een VVD lid de vraag of we er niet voor konden zorgen dat de mensen die onder het generaal pardon vallen niet in Rotterdam worden gehuisvest.

 

Ik ben nog geen lid van de raad, maar ik wil geen enkel misverstand laten bestaan over waar ik sta als het gaat over buitenlanders in Rotterdam. Er zijn meer dan zes miljard buitenlanders en ik hoop dat een deel daarvan zich aangetrokken voelt tot onze internationaal georiënteerde dynamische stad. In een grote stad is het vrije individu de norm en een echte stad bestaat bij de gratie van migratie van mensen die het op het plattelend benauwd krijgen van de betutteling en de bemoeizucht van de gemeenschapszin. Iemand die asiel zoekt en voldoet aan de normen voor het verkrijgen van asiel, heeft per definitie problemen in zijn land van herkomst; hem of haar worden de rechten onthouden die wij in de vijf pijlers van het liberalisme hoog houden. Wie voldoet aan de eisen van toelating zoals die door de socialist Cohen zijn vastgelegd in de wet, is voor mij van harte welkom als nieuwe burger van onze stad. Ik doe niet mee aan de stemmingmakerij tegen asielzoekers alsof de rest van de wereld uit verachtelijke profiteurs zou bestaan.

Ik ben een groot voorstander van het beleid van Rita Verdonk die elke aanvraag op basis van de ‘oude wet’ op zijn merites wilde beoordelen. Ik neem geen asielzoeker iets kwalijk. Ik zou liegen en misschien zelfs mijn cel in brand steken om in dit prachtige land te mogen blijven. Het zijn de ambtenaren van Cohen en Verdonk, en die zitten er nog steeds, die asielzoekers toelaten. Als mensen ten onrechte een verblijfsvergunning krijgen, moeten we dat niet de mensen kwalijk nemen die proberen toegang tot ons land te krijgen, maar de ambtenaren, vluchtelingenadvocaten (die net als mensenhandelaren leven van het verkopen van valse hoop) en rechters. Ik ben tegen het generaal pardon, maar als het democratisch gekozen parlement daarmee akkoord gaat, kan het niet anders of Rotterdam moet de in Rotterdam wonende wachtenden opnemen. Hoeveel dat er zijn, zullen we nog merken.

Aan de basis van veel problemen in onze stad ligt het gegeven dat wij uitkeringen verschaffen aan mensen die kunnen werken. Daardoor gooien jongeren gemakkelijker het bijltje er bij neer op school (ze vallen immers toch comfortabel in het vangnet), hebben we behoefte aan Polen die geen Nederlands spreken omdat er Nederlanders in de bijstand zitten omdat ze geen Nederlands spreken en kiezen mensen die kansloos zijn op onze arbeidsmarkt voor Nederland omdat het land rijk genoeg is om uitkeringen uit te delen. De uitkering voor mensen die kunnen werken is asociaal omdat zij elke maand op grotere afstand van de arbeidsmarkt en op grotere afstand van ons ideaal van zelfredzaamheid af komen te staan. Als wij geen uitkeringen meer zouden uitdelen aan mensen die kunnen werken, waren alle vacatures voor ongeschoold werk vervuld en zou Nederland alleen nog aantrekkelijk zijn voor de professional waar de economie behoefte aan heeft.

Dus om hoeveel personen het ook gaat die in Rotterdam een verblijfsvergunning krijgen, we moeten er alles aan doen om er niet één een uitkering te geven. Als zij zich melden, moet het bericht zijn: Morgen om half acht bij de Roteb. En daar ben ik dan weer wel hard in: wie daar geen zin in heeft, gaat zijn geluk maar elders beproeven. De enige reden waarom mensen in de VS wel integreren en hier niet is omdat ze daar geen uitkering krijgen. De bijstandswet van Mark Rutte geeft ook onze gemeente de kans om zulke eisen te stellen. Dus mijn lijn zou zijn als ik in de raad zat: Van harte welkom in Rotterdam; neem uit volle teugen deel aan onze open en dynamische grote stadscultuur; accepteer het vrije individu dat zijn eigen keuzes maakt en verantwoordelijk is voor zijn eigen bestaan als norm, en nu mouwen opstropen en aan het werk!